De middag hing zwaar boven het sportpark. Een grijze lucht, een dunne zon die niet wist of ze nog mee wilde doen. De bladeren plakten aan het natte pad, alsof ze zich ook niet wilden verplaatsen. Het was de perfecte dag voor een wedstrijd die niemand zich morgen nog zou herinneren.
Op het hoofdveld stonden ze tegenover elkaar: FC De Scheve Cornervlag en VV De Koude Douche. Twee ploegen die al bij de aftrap wisten dat ze elkaar niet zouden overtreffen in schoonheid, maar misschien wel in knulligheid. De eerste corner van de middag werd inderdaad scheef genomen, zo scheef dat de bal bijna in de kantine belandde. Het publiek lachte, maar niemand verbaasde zich.
Langs de lijn stond een man. Een werkvoorbereider in de haven, handen diep in de zakken van zijn jas, kraag hoog opgetrokken tegen de wind. Zijn gezicht was gegroefd door jaren van vroeg opstaan, laat thuiskomen, en net iets te vaak “morgen doe ik het rustiger aan” zeggen. Hij zat in de nazomer van zijn leven; nog volop bloesem, maar hier en daar al een verschrompeld blad.
Hij keek naar de wedstrijd, maar eigenlijk zag hij niet. Zijn ogen dwaalden af naar het pad langs het veld, waar een jongetje liep. Een kind in een blauw pak, kleine stappen en uiteindelijk leunend tegen een doelpaal. Het jongetje leek niet te weten dat er een wedstrijd bezig was. Of misschien wist hij het wel, maar vond hij iets anders belangrijker.
De man glimlachte. “Ik had dat jongetje kunnen zijn,” dacht hij. Toen alles nog eenvoudig was. Toen de toekomst nog een veld zonder lijnen was. Toen dromen niet werden afgemeten in KPI’s of hypotheekrentes, maar in panna’s en doelpunten.
Hij dacht terug aan zijn eigen jeugd. Aan de geur van nat gras, aan de zomers waarin hij tot het donker werd bleef voetballen, aan de dagen waarop hij dacht dat alles mogelijk was. Hij herinnerde zich de camping in Frankrijk, waar hij elke avond meedeed met de oudere jongens. Hij herinnerde zich de bal die altijd te groot leek, maar toch precies goed voelde.
En nu? Nu stond hij hier, langs de lijn bij een nietszeggende wedstrijd. Een man met een baan die hem opslokte, een huwelijk dat voorbijging, een nieuw leven dat hij opnieuw had opgebouwd. Hij was vader, partner, ex-man, collega, vriend. Alles tegelijk. Maar soms vroeg hij zich af: “Ben ik geworden wat ik wilde zijn?”
De wedstrijd kabbelde voort. Een speler van De Koude Douche gleed uit in een plas water en nam daarbij zijn eigen medespeler mee. Het publiek lachte opnieuw. De man lachte mee, maar diep vanbinnen voelde hij de melancholie. De wetenschap dat de tijd vooruitgaat, dat dromen veranderen, dat sommige dingen nooit meer terugkomen.
En toch… ergens leefde het jongetje nog in hem. In de manier waarop hij nog altijd wegdroomde bij een bal die stuiterde. In de lach die hij voelde als hij een jongen een omhaal zag proberen en half mislukken. In de hoop dat er altijd nog iets nieuws te dromen viel.
Hij keek nog eens naar het jongetje op het pad. Het kind liep rustig verder, alsof hij wist dat er achter dat doel iets groters lag. Misschien een veld vol mogelijkheden. Misschien een toekomst die nog niet was ingetekend.
De man haalde diep adem. Hij voelde de kou in zijn longen, maar ook iets warms in zijn borst. Hij glimlachte. Want misschien was dat wel de grootste winst van vandaag: dat hij, ondanks alles, nog altijd kon kijken zoals dat jongetje keek.
De scheidsrechter floot voor het einde. FC De Scheve Cornervlag en VV De Koude Douche hadden er een gelijkspel van gemaakt. Niemand verbaasde zich. Niemand zou het onthouden.
Behalve hij. Hij zou zich deze middag blijvend herinneren. Niet om de wedstrijd, maar om dat ene beeld: een jongetje op een pad, lopend naar een doel dat scheef stond, maar toch precies goed leek. En de bal rolt altijd verder….