
Langs de lijn begint het verhaal. Maar soms begint het ook gewoon aan de keukentafel, met een bak koffie die zo sterk is dat hij bijna zelf de aftrap neemt. Zwart, onder hoge druk gezet, met een cremelaagje dat glanst als het veld na een nacht regen.
Bovenop het kopje ligt een stroopwafel. Een Hollandse luxe, zacht geworden door de warmte, de karamel langzaam vloeibaar. Het is een klein ritueel, een moment van stilte voor de storm. Maar ergens in mijn achterhoofd zie ik al de smalle poortjes van oude Engelse stadions. Die ijzeren hekjes, waar je je buik moet inhouden en je adem even stokt.
En ik denk: als ik dit ritueel te vaak herhaal, kom ik straks niet meer door die poortjes. Dan houdt een steward me tegen, niet omdat mijn ticket ongeldig is, maar omdat mijn stroopwafelgewoonte me te breed heeft gemaakt. “Sorry sir, pastry not allowed beyond this point.”
Het is een absurd beeld, maar precies daarom zo echt. Want voetbalstadions zijn net als koffie: rauw, eerlijk, zonder opsmuk. En een stroopwafel erbij maakt het verhaal alleen maar menselijker.
Stadionautist kijkt naar het voetbal zoals het echt is: rommelig, ontroerend, absurd. En precies daarom de moeite waard.